Op Prinsjesdag mocht ik in Den Haag een keynote verzorgen voor een internationaal overleg van de OECD Water Governance Initiative. Ik was daarvoor gevraagd door de VNG, om het perspectief van de Nederlandse gemeenten voor het voetlicht te brengen.
Gemeenten zijn in Nederland een beetje een ‘new kid in the block’. We hebben ons watermanagement zo goed belegd bij onze Waterschappen, Provincies en het Rijk, dat gemeenten nauwelijks een rol hadden. We vertrouwden vooral op al het goede werk van onze collega’s, net als de rest van Nederland. We groeiden op in een tijd waarin we de veiligste delta ter wereld hadden gecreëerd.
Nu stelt klimaatverandering ons voor nieuwe opgaven. Er valt te weinig regen waardoor er een watertekort ontstaat, of er valt ineens zoveel regen, dat we problemen van wateroverlast krijgen. Steden zijn hier met name kwetsbaar voor. Dus gemeenten moeten weer aan de slag! Alleen kunnen we nu niet alleen nog vertrouwen op grote technische oplossingen als deltawerken. We zullen ons stedelijk weefsel robuust moeten maken door meer ruimte te maken voor water en groen.
Dat is een ingewikkeld vraagstuk waar we meer voor nodig hebben dan ‘slechts’ onze beste ingenieurs. We moeten naar oplossingen op de vierkante meter en we moeten met veel partijen samenwerken op die vierkante meter.
Maar daar zit ook een sleutel. Steden zijn altijd de plaatsen geweest waar mensen samenkomen om dingen te ondernemen, om kunst te maken, of samen te leren. Innovatie, ‘wisdom of the crowd’ is in een stad altijd dichtbij. We kunnen in een stad een beweging op gang brengen waarbij we elkaar verder helpen. Maar daarvoor moeten we wel nieuwe dingen leren. Het vraagt niet alleen maar engineering skills, maar ook social skills.
De oplossingen van deze tijd zullen altijd dichtbij mensen zijn, ze zullen impact hebben op ons leven. Iets doen met onze gevoelens van veiligheid en zekerheid. Daarmee is de oplossing, hoe technisch misschien ook bedacht, altijd een daad met sociale culturele impact.